U wilde jungle …
Dit is het uitgebreide reisverslag (blog) van de safari van Annelies en Enrico door Zuidelijk Tanzania en daarna uitrusten op Zanzibar.
12 juni 2022, voor middernacht in het hotel. Het was een lange dag, maar eindelijk zijn we er. Bij de paspoortcontrole konden we Afrika en de Afrikaanse pole pole way of life ruiken. We moeten echt onthaasten. Sta je in de rij en ben je aan de beurt wordt er een rolstoel dame uit India voor je geschoven. Vervolgens is de beambte weg.
Bij de uitgang zagen we niet zo gauw wie ons opwachtte. Eerst maar geld pinnen wat vlot lukte. Daarna maakten we kennis met Patrick en de bekende Afrikaanse bulderende lach. Buiten wachtte zijn stoere jeep – met low en high gearing Jasmijn – waar we de komende weken mee op stap gaan.
Morgen begint de (straf?)expeditie: 7 uur op, 8 uur ontbijt, 9 uur vertrekken. Dan 5 uur rijden om om 15 uur aanwezig te zijn voor de boot Safari. Pole pole. We hadden beter een relax dag in kunnen plannen, maar ja daar hebben we niks aan.
Dag 4 – Selous – Nyerere – op zoek naar olifanten … Selous, tegenwoordig Nyerere genoemd, is bijna 60.000 km2 groot, pakweg 300 bij 200 km. Gisteren zagen we 1 olifant van veraf. De olifanten zijn noordwaarts en we rijden 120km die kant op naar een meer savanna type omgeving. Het lange regenseizoen heeft er voor gezorgd dat alles groen is. Perfect om je in te verstoppen. Het voordeel is dat het hier nu winter is, en slechts 27-30 graden; in de zomer over de 40 graden.
Nala. Annelies kan niet meer slapen nu ze Nala heeft gezien. Wat een dag.
Klaar maken voor de jacht. Je bent jezelf niet meer als je trek krijgt. Dat was het signaal voor de jacht en de eerste leeuw was iets op het spoor.
Dag 5 – Relaxdag. Vandaag stond er weer een volle Safari dag gepland, maar we hebben gisteren op de terugweg besloten dat we Patrick vrijaf geven. De volgende dagen zijn ook intensief; we hadden gisteren een topdag en beginnen het gemis van de rustdag in Dar es Salaam te voelen. Dus mogen we uitslapen tot 8:15 uur. We gaan om 16:30 uur nog wel met Patrick een wandeling door het dorp maken.
Hoe werkt dat nu zo’n tent? In de bush vind je veel van dit soort ‘wilderness camps’ met dit soort tenten. Het is eigenlijk heel simpel. Er wordt een houten vlonder op palen gemaakt. Dit zorgt ervoor dat de beesten eronderdoor lopen. Daarbovenop wordt een dak gebouwd met een vakwerk constructie van houten palen. Het dak wordt gemaakt van bladeren van de bananenplant. Aan de houten balken wordt een grote binnentent opgehangen.
En binnenin vindt dan de verdere afwerking plaats, variërend van simpel tot luxer. In ieder geval staat er een goed normaal bed, wastafel, wc, douche – soms buiten zoals hier, er is toch niemand – stromend water en stroom op bepaalde uren. Het water is niet drinkbaar, dus je gebruikt water uit de fles om je tanden te poetsen.
Goede verzorging en aardig personeel. Om een idee te geven wat er bij komt kijken om zo’n lodge te runnen, zie je hier een foto van het gehele personeel.
Middagwandeling. Om half vijf haalt Patrick ons op voor een wandeling door Mloka. Mannen zitten bij elkaar en spelen een potje dammen, met blauwe en rode plastic doppen van flessen. Een ander groepje speelt backgammon met bonen. Er is vaak maar voor 3-4 uur werk per dag dus daarna brengen ze de tijd op deze manier samen door.
Met het verdiende geld eten ze iets in een van de restaurantjes, of kunnen ze een meubelmaker iets laten maken. Of ze storten hun verdiende geld op hun Wakala rekening. Er zijn hier geen banken of geldautomaten maar overal vind je Wakala winkeltjes. Wakala is een soort Paypal via je mobiel. Op de winkel staat een Wakala nummer en daar kun je geld via je mobiel naar over maken. De Wakala shop betaalt je dan contant uit. Omgekeerd kan dus ook: geld storten en dan boekt de Wakala shop het op je rekening. Zo komt de shop aan contant geld, maar vaak is dat niet meer dan 200 euro. Heb je meer contant geld nodig dan moet je meerdere Wakala shops af. We telden er zo al 5. Je betaalt wel elke keer transactiekosten.
Dag 6 – Reisdag Selous – Mikumi. Vandaag staat een lange reisdag gepland. Niet zozeer de afstand maakt de dag lang, maar de weggetjes waar we overheen moeten. Eerst dwars door Selous, en dan over de bergen en vele dorpjes.
Dag 7 – Mikumi ochtend game drive. Mikumi is nr 7 qua grootte van wildparken in Tanzania. De grootste is Selous, gevolgd door Ruaha, Serengeti, Ngorongoro, nog een paar en dan Mikumi. Eigenlijk staat er voor vandaag een bergwandeling van 5 uur gepland waarbij we ook de Colobus apen zouden opzoeken. Bergwandelen is niet zo Annelies ‘haar ding’ om het populair te zeggen. Dus hebben we het programma in overleg met Patrick omgegooid om een ochtend game drive in Mikumi NP te doen.
Om 6 uur haalt hij ons op, nemen we ontbijt mee. Dat betekent half 6 op. Om iets voor half zeven zijn we binnen. Dieren zijn ’s ochtends en ’s avonds het actiefst. ’s Middags zijn ze bezig met voedsel en slapen.
Mikumi blijkt een mooie open vlakte met hoog gras. Al snel zien we kuddes wildebeast, zebra’s en gnoes.
Vrij snel zien we een kudde olifanten, ook een moeder met 2 kleintjes. Plots komt er in de verte een vrouwtjes olifant aangerend, achtervolgd door een opgewonden mannetje. Ze maken heel wat geluid. Het mannetje met zijn sonore brom: ‘Oooh komt toch eens hier lekker ding.’ Zij met een iets schellere en hogere trompet: ‘Moet dat nu, moet dat nu, ik moet nog zoveel doen.’ Maar het mannetje is sneller, en voor onze neus heeft hij haar te pakken.
Nou dat was het vroege opstaan al meer dan waard. We rijden zo’n 300 meter verder en Patrick roept ‘Lions, males’. Er liggen op de weg 2 mannetjes leeuwen uit te buiken van de jacht. Pal voor onze neus.
We hebben echt geluk vandaag en rijden nog wat rond zonder echt bijzondere dieren te spotten. Daarna tijd voor ontbijt op de picknick plek met Enrico zijn vrienden: de baboons. We zien nog jakhalzen, pumba’s en vele zebra’s en gazellen die van het vers afgebrande gras eten. (De as is zout en daar zijn ze gek op.)
Dag 8 – Reisdag van Mikumi naar Ruaha. De dag begint druilerig en wij stappen ook nog half slaperig in de truck. Dat kan niet hier, want je moet eigenlijk meteen de telefoon in de aanslag hebben. Mikumi staat vol met trucks; een typische truckersstopplaats. Aan de andere kant van het stadje begint een lange klim en we zien een zwaar beladen truck langzaam omhoog kruipen, met linksachter een fietser die zich vasthoudt aan de bumper en zich zo mee omhoog laat trekken. Tja, picture or it didn’t happen.
We komen aan bij Camp Tandala en zien meteen olifanten. Yannis begroet ons. We zijn de enige gasten in deze lodge. Yannis heeft een waterhole gemaakt waar de dieren en in het bijzonder de olifanten komen drinken. Onze tent, een vergelijkbare als in Selous maar iets kleiner en op iets hogere palen maar ook met een Flintstone badkamer – staat 150 m van de waterhole vandaan. Als we langslopen staan er 6-7 olifanten te drinken. Annelies vindt het spannend.
’s Nachts lopen ze door het kamp en onder geen beding mag je je tent af. ’s Avonds na het eten brengt een Masai je naar je tent.
Eind van de middag nestelen we ons in de lodge met een biertje om naar de olifanten te kijken. Maar dan zijn er maar een paar.
Het diner is ook uniek: midden op staat ons tafeltje in het pikkedonker, omringd door alleen donkerte en miljoenen sterren. We horen de olifanten van dichtbij en denken dat ze ieder moment aan komen stormen en de Masai achter ons in altijd moeten komen om ons te beschermen. Het valt mee, maar bijzonder is dit wel. De enigen aan dat tafeltje ver weg van alles.
Onder begeleiding van drie Maasai worden we naar onze tent gebracht. Om 21h kruipen we ons bed in voor een nog wat onwennige nacht. Eerst waait er nog een paar keer een flinke wind door de tent. Later worden we gewekt door de kou en besluiten om een deken over het dekbed te leggen. De hele nacht door horen we de olifanten en twee keer de brul van een leeuw dichtbij. Om 6 uur gaat de wekker en is het 10 graden. We besluiten om vanmiddag te douchen als het 30 graden is. Na het ontbijt staat Patrick ons om kwart voor acht op te wachten in volledige Elfstedentocht outfit: muts, sjaal, dikke trui en handschoenen. We barsten in lachen uit.
Zodra de zon opkomt wordt het elk uur 5 graden warmer: lekker. Juni is een perfecte maand voor Safari in Zuid-Tanzania: koel genoeg om pas om 8 uur te beginnen en het wordt Max 30 graden. De regen is in mei opgehouden en het is lekker rustig.
Ruaha is een woest en bergachtig gebied met veel bossages en zeer geschikt voor olifanten. We zien veel kuddes, ook zebra’s. Voor katachtigen is het ideaal om zich te verstoppen. Dat merken we. We besluiten om vandaag op zoek te gaan naar het luipaard. Inmiddels rijden we al zo’n 4 uur rond en hebben nog geen bijzonder dier gezien, behalve heel veel olifanten. Om 12 uur krijgt Patrick een belletje van een collega gids: luipaard hier, wat 45 min rijden is. We besluiten dat maar te doen, ook al weet je dat een luipaard vaak al snel vertrekt als het hem te druk wordt. We rijden net, als Patrick stopt en in z’n achteruit gaat: leopard. En inderdaad in de schaduw van een grote baobab boom ligt een groot mannetjes luipaard uit te rusten. Stap voor stap mogen we rustig dichterbij komen tot op 3 meter afstand. Het karkas van een baboon aap hangt in de boom. Wat een grote luipaard. Na een kwartier laten we hem lekker verder slapen. De telefoon gaat: de collega gids vertelt dat het luipaard is gaan lopen.
We besluiten dat het tijd is voor lunch en rijden rustig verder. Op dat moment roepen Annelies en Patrick in koor: leopard! En warempel: de contouren van een paar oortjes worden zichtbaar, het is een jong mannetjes luipaard en is wat nerveus. We kunnen dus ook niet dichterbij komen. Deze foto is een foto van het scherm van de andere camera met telelens. Wauw, wauw, wauw, wat worden we verwend.
Lunch. Na de lunch belanden we midden in een kudde van 300 waterbuffels. Ook weer heel bijzonder. Patrick doet nog z’n best om leeuwen te vinden, maar die hebben vrijaf genomen. Om half zes zijn we eindelijk terug bij het camp, en denken aan een koel biertje. Uh, uh.
De drie Maasai staan bij de motorkap. Ze hebben de leeuw gezien toen ze hout gingen sprokkelen. Yannis heeft hem al gezien. Voor we het weten zitten de Masai in de truck. We rijden een stukje van het camp vandaan en vinden een aangevreten giraffen karkas. In de naastgelegen boom zitten 8 (!) gieren te loeren. De leeuw moet in de buurt zijn. Patrick rijdt de truck dwars door alles heen, maar wat we ook speuren, we vinden hem niet. Het is 7 uur en we hebben nu precies 1 uur om te douchen en alles klaar te leggen voor morgen. De bedoeling was om een vroege ochtend Safari te doen en ontbijt en lunch mee te nemen. We besluiten om dat een dag later te doen.
Omdat de olifanten gisteravond tijdens ons diner kwamen drinken, vragen we Yannis of ons tafeltje verzet kan worden. Hij gaat het regelen en wij gaan douchen.
We dineren nu op 150m afstand van de waterbak en zien en horen 40 (!) olifanten drinken. De Masai houdt onze veiligheid in de gaten en loopt regelmatig te controleren. Wat een bijzonder moment is dit weer. Om 8 uur vragen we de Masai om ons te escorteren naar onze tent, we zijn nu wel moe.
Dag 10 – Ruaha (2)
Patrick begint de ochtend dan ook met een rondje om het camp om te kijken of we ze kunnen vinden. Helaas. We rijden door naar de gate, en even over 8 uur zijn we binnen. Patrick stelt voor om de leeuwen te zoeken. We rijden alle voor de hand liggende plaatsen af, waar leeuwen van alle gemakken voorzien zouden moeten zijn (water, schaduw, overzicht, langs de rand van de rivier(bedding); en waar ze zich in het verleden bevonden. Patrick kent alle weggetjes. Deze kant telt 15 troepen leeuwen. We gaan naar de volgende regio en eindigen bij een grote vijgenboom. Patrick zegt dat als hij ze vroeger nog niet had gevonden er hier dan 50 leeuwen bij elkaar lagen.
Patrick ziet al rijdend een paar voetafdrukken en hoort de Zazoo krijsen en op en neer klapperen om zo de aanwezigheid van leeuwen te verraden. We rijden de bosjes in en daar liggen twee mannetjes leeuwen te slapen. Er zijn zoveel van dit soort bosjes waar leeuwen zich achter kunnen verschuilen. We blijven een kwartiertje kijken hoe ze zich rekken, strekken en omdraaien. Toch gelukt.
Patrick z’n humeur is duidelijk opgeknapt en we rijden nog naar allerlei andere gebieden, maar nergens bespeuren we leeuwen of luipaarden. Het is vreemd. Als een leeuwengroep zich eenmaal een gebied heeft toegeëigend is dat hun huis. Ze verlaten dat zelden en het gebied gaat over op de nakomelingen. Andere gidsen hebben helemaal niks gevonden. Je merkt aan alles dat Patrick 15 jaar ervaring heeft. Hij is de enige die leeuwen of luipaarden vindt. Verder in het seizoen als er meer bezoekers gaan spotten zal het wel duidelijk worden waar de leeuwen uithangen. Voor nu blijft het een mysterie.
Morgen doen we een vroege ochtend game drive: half zes op. Annelies heeft inmiddels haar muts voor in bed (slaapmuts) gevonden en ook haar handschoenen voor morgenochtend. Dr dekens liggen klaar aan het voeteneinde. Inmiddels ligt er een ronkend olifantje naast me. Ik besluit om nog even een dagverslag te tikken, zodat ik dat morgen tijdens het rijden hopelijk kan posten. De olifanten zijn luidruchtig, komt zeker door die leeuw, maar dat klinkt nu vertrouwd. Nieuw is het geluid van takken en bosjes die worden gesloopt. Er is een olifant bezig naast de tent. Ik doe het licht uit , kruip uit bed en doe de deur open naar het terras. Inderdaad, ik hoor duidelijk de olifant op een paar meter, maar het is zo donker dat ik niks zie. Ach, het is mooi geweest voor vandaag en inmiddels half tien. We kijken morgen wel.
Dag 11 – Ruaha (3).
De leeuwen zitten deze nacht rechtsachter onze tent op een paar honderd meter afstand. We horen twee mannetjes een paar keer luidkeels brullen/hijgen tussen half twee en half drie. Om half zes gaat de wekker en het is berekoud.
Het waait gelukkig niet. Patrick laadt een enorme kist in de truck: Bush breakfast. We rijden in het donker naar de gate en zijn vlot binnen. Een paar jakhalzen steken over. Veel blauwe kippen en impala’s en een mooie zonsopkomst over het uitgestrekte ruige landschap. Patrick rijdt naar de voet van de berg waar we gistermiddag ook langs zijn geweest. Op dit tijdstip zijn de leeuw en het luipaard vaak midden op de weg aan de wandel. Dat klop, we volgen een kilometer lang de voetsporen van zowel een luipaard als de leeuw. Ze vinden is iets anders. Vervolgens rijden we alle gangbare plekken af, ook een plek waarvan Patrick weet dat er altijd minstens 3 groepen leeuwen rondhangen. Niet dit jaar. Het is nog steeds de vraag waar ze zijn gebleven. Van andere gidsen hoort Patrick dat niemand de twee leeuwen van gisteren meer heeft gezien. Ze zijn waarschijnlijk het gebied uit.
Om acht uur besluiten we een zonnige plek op te zoeken om te ontbijten. Aan de over van de droogvallende Magusi rivier strijken we neer. Als stokstaartjes warmen we ons aan de zon. Wat een genot om zo te ontbijten met alleen de geluiden van dieren om je heen.
Als we verder rijden zien we buffels, giraffen, kudus, vogels en heel veel olifanten. De olifanten lopen in de droge rivierbedding en ruiken het water. Met hun slurf maken ze een gat en zuigen als met een rietje het water op. Zo slim. We rijden nog heel veel plekken af, maar kunnen geen katachtigen vinden. Het wordt tijd om terug te gaan.
Het grappige aan Patrick is dat hij het niet uit kan staan dat hij geen leeuw of luipaard kan vinden. Hoewel het inmiddels 11 uur is, rijdt hij op weg naar de gate toch af en toe links of rechts een paadje in. En ja hoor, daar tovert hij opeens weer een leeuw tevoorschijn, ook al is het een stokoude en aan een oog blinde leeuw. We doen het ermee vandaag en noemen hem Clarence.
De leeuw is waarschijnlijk verstoten van zijn groep en in het gevecht om de troon gewond geraakt. Tja en zo slijt je hier dan je oude dag in de natuur: eenzaam en wachtend tot er toevallig een niets vermoedende impala voorbij loopt die je kunt bespringen.
De plek waar we de leeuw vinden zijn we gisteren ook af gegaan, tot we niet meer verder konden. Precies daar, aan de andere kant van de tak, ligt Clarence. Nu hebben we de afslag rechts ervoor genomen. Zo stom toevallig is het allemaal of je wel of niet iets vindt.
We rijden terug naar de lodge. Er zijn nu heel veel olifanten bij de waterput. Yannis zegt dat dit komt omdat het geen volle maan meer is, en dan komen de olifanten liever overdag drinken zodat ze het goed kunnen overzien.
Na de lunch trekken we ons terug op het terras van de tent. Even bijkomen. Komende twee dagen reizen we naar Dar es Salaam om daar de veerboot naar Zanzibar te nemen. No more bush voorlopig, maar het was weer mooi.
De leeuwen waren vannacht achter onze tent, een paar zijn er langs tent 6 en 7 getrokken. Die Masai zijn niet overbodig met hun knots, stok, mes van 30 cm, maar vooral hun ervaringen om om te gaan met wilde dieren. Vanochtend om 5 uur brullen ze weer, nu weer vanaf de plek waar ze eerder de giraf gedood hebben. Het is weer goed koud deze morgen als we ontbijten.
Patrick is laat. We vermoeden dat hij even is gaan kijken of hij de leeuwen kan vinden en ons daarna ernaar toe neemt. We schatten hem goed in en hebben gelijk. Hij heeft ze alleen niet kunnen vinden.
We rijden over de onverharde weg de bush uit, langs zwaaiende kinderen op weg naar school en Masai met kuddes koeien.
Onderweg. We maken een stop in Iringa, nu is de sociale werkplaats, annex Internetcafé Teena, wel open. We genieten er van een heerlijke Tanzaniaanse cappuccino en de WiFi. Patrick laat ondertussen de truck inspecteren: olie, banden, remmen, ophanging zodat we veilig verder kunnen rijden. Annelies valt voor de rieten bloempot mandjes, alleen maken ze die niet hier. Het shopje om de hoek verkoopt ze wel. De winkeleigenaar is blij dat we weer mensen zijn. Het zullen voor deze mensen ook moeilijke jaren geweest zijn.
Schoolkinderen. Onderweg zien we veel kinderen op weg naar school, zwaaiend en hopend dat we terugzwaaien, wat we natuurlijk doen. Vaak hebben ze een jerrycannetje met water bij zich en wat takken. De takken zijn om mee te helpen om het schoolplein schoon te vegen; het water om alle planten water te geven. De scholen zelf zijn vaak niet meer dan een gebouw zonder ramen. In Nederland staan daar de koeien in.
Beach boys. In elk dorpje zie je ze wel staan, een groepje jonge mannen met lichte motorfietsen. Het zijn de snelle koeriers voor een spoedklusje: even jou wegbrengen of iets voor je ophalen. Hier noemen ze ze ‘beach boys’: modern gekleed, haar goed geknipt en kennelijk genoeg geld verdienend om een motor te kopen. (Een motor kost 3000 dollar, en een maandsalaris is ongeveer 500 dollar, dus je moet al gauw een jaar sparen.) Ze klitten bij elkaar op het pleintje, bijna zoals je vroeger bij ons in de jaren zeventig de ‘pleiners en de dijkers’ had met hun Zundaps en hun Kreidlers. Het is een modern contrast in een verder traditioneel dorp.
Bajaji. In de steden kom je ze tegen: de Tanzaniaanse TukTuk. Alleen heet ie hier bajaji (spreek uit als ‘badjagi’) een beetje een variant op de Keniaanse Matatu (busje voor 3 shillings).
Kerkhoven. Je komt hier weinig kerkhoven tegen in verhouding tot andere landen. Soms aan de rand van het dorp tref je een veldje met 10 grafzerken. Het is toegestaan om iemand op je eigen land te begraven.
Rijgedrag. Je moet hier niet alleen op het verkeer op je eigen rijstrook letten, maar vooral ook op het (roekeloos inhalend) tegemoetkomend verkeer. Je rijdt echt samen. Meerdere malen moest Patrick uitwijken of flink in de remmen om een botsing te vermijden.
Anti-wegrol-blokjes. Net buiten Mikumi vind je de enige plek in Zuid-Tanzania waar je als truckchauffeur houten blokken tegen het wegrollen kunt kopen. En inderdaad we zijn op de hele weg heen en terug alleen bovenop deze heuvel 4 kramen tegengekomen waar ze ze verkopen. Geen overbodige luxe met al die oververhitte motoren van vrachtwagens op de verschillende beklimmingen.
Politie. Net voorbij Mikumi worden we staande gehouden: 77 km waar je 70 km mag, volgens de politie. Dat betekent een boete van 40.000 shillingen normaal gesproken (omgerekend 17 euro, wat veel geld is voor hier). Patrick handelt het op de gebruikelijke wijze met wat ‘handgeld’ op. Yannis klaagde ook al over de wijdverbreide corruptie in Tanzania. Jammer, en dat gaat nog wel even duren voor ze dat uit hun cultuur hebben verdreven.
Pinkelnpauseshopje. Bij de Pinkelnpause, zoals Patrick het noemt, stoppen we bij een houtsnijwerk winkeltje. Na wat voor de vorm afdingen kopen we een ebbenhouten leeuw – die ontbreekt nog. Dan zien we twee prachtige Masai poppen van 1,20m hoog, ook van ebbenhout. Om onszelf heel veel gesjouw te besparen zien we er met pijn in het hart vanaf. De winkeleigenaar heeft ook geen transportdienst met DHL of UPS, dus dat zouden we dan zelf in Dar es Salaam moeten regelen – teveel gedoe besluiten we.
‘En wat eten jullie?’ Bijna al het eten wordt door de lodges verzorgd. Dat is simpelweg het veiligste. Zij werken allemaal met gezuiverd water om de groenten mee schoon te maken. Dus we krijgen een ontbijt, beetje op z’n Engels. Enrico neemt de ‘ Spanish omelette’ – op de een of andere manier kennen ze dat hier allemaal in Afrika, omelet met van alles erin. Annelies gaat voor de scrambled eggs. Voor onderweg krijgen we een lunchbox mee, en het avondeten is dan weer in de lodge. Het eten varieert van Mediterraan tot Afrikaans of combinaties. Tot nu toe staat de kok uit het Selous wilderness camp torenhoog bovenaan.
Toilet. Nu we het toch over praktische zaken hebben; een aspect wat je in geen enkele Afrika reisgids benoemd ziet worden is waar moet je nu je behoefte doen? Tja, dat is wel iets om op te letten. In de eerste plaats moet je zorgen dat je de grote boodschap op de lodge doet voor je vertrekt. En je moet zorgen dat je niks verkeerd eet, dus goed op je hygiëne letten: vaak je handen wassen of met een gelletje schoonmaken, geen rauwe groenten eten (tenzij via lodge) en alleen water uit een afgesloten fles drinken – ook om je tanden mee te poetsen. Dan hoef je onderweg alleen te plassen. Voor mannen is er meestal wel een (veilige) boom te vinden. Voor dames zit er niks anders op dan ouderwets af en toe een afgelegen bosje te moeten opzoeken (liever dan de wc’s onderweg).
Bang? Een van de vragen die we kregen op het blog, is of we wel eens bang zijn. Eigenlijk valt dat wel mee; eerder genieten we van alle indrukken die Afrika biedt: zo overweldigend en ontwapenend. Alles waar je je in je westerse wereldje druk over maakt is hier niet. Erg verfrissend. Tuurlijk moet je wel opletten en zijn er wat regels die je in acht moet nemen. Als eerste is dat voor het donker in de lodge zijn. Onderweg niet zomaar ergens stoppen als je alleen rijdt. Maar over het algemeen zijn Afrikanen supervriendelijke, vaak ook gelovige, mensen met een groot gevoel voor humor. Ze zijn blij met je en willen zeker niet dat toeristen worden afgeschrikt. Al zijn we hier de enige blanken of witten, zo voelen wij dat niet. Tuurlijk willen ze aan je verdienen, maar dat is logisch. Verder moet je wel op je spullen letten en je belangrijke documenten bij je houden en je contant geld en pasjes (meerdere meenemen) verdelen over tassen zodat je altijd iets hebt. Waarschijnlijk is de kans dat je in Amsterdam gerold wordt groter.
Qua Safari’s moet je bedenken dat de dieren vooral bang zijn voor ons. De truck zien ze als een groot onbekend dier en dir vallen ze niet aan, zelfs niet als het een open Safariwagen is. Hetzelfde geldt voor de tenten. Apen zullen wel etenswaar stelen als je dat in je tent hebt. En voor de andere gevaren zorgen de Masai.
Morogoro Tegen zessen bereiken we de Kimango farm in Morogoro voor de overnachting, niet nadat we eerst een wankel bruggetje over moesten. De farm wordt gerund door een Duits echtpaar dat hier al 30 jaar woont. De rit viel eigenlijk wel mee. Veel gezien weer, er gebeurt zoveel langs de weg en Annelies heeft haar boek uitgelezen.
Dag 13 – Op weg naar Zanzibar
We mogen uitslapen en vertrekken pas om half tien na een goed ontbijt. De weg van Morogoro naar Dar es Salaam is best leuk, behalve dat het een stinkende kolone van vrachtwagens is, zowel van mee als tegemoet rijdend verkeer. Onderweg veel ongelukken en zwaaiende kinderen. We maken een stop voor koffie en iets wat er uitziet als een groot poffertje, smaakt als een oliebol en gemaakt is van rijstemeel. Naarmate we Dar naderen wordt het drukker en industriëler en de chaos groter. Om iets na tweeën parkeren we de truck vlakbij de bootterminal. Na een plaspauze verorberen we de meegegeven lunch: apen gehakt balletjes en Kartoffelsalat – hoe kan het ook anders.
Om drie uur wandelen we de chaos van de bootterminal in. Met een dikke hug nemen we afscheid van Patrick. We moeten door een soort security check waar echter niemand kijkt naar het resultaat. De tassen moeten op een trolley.
Onze persoonsgegevens op het ticket zijn met de Afrikaanse slag ingegeven. Het personeel wenst ons steevast ‘Gute Reise’ en Enrico z’n officiële voornaam heeft ook een vrije interpretatie gekregen: hij was er altijd al niet zo mee verbonden, maar dit hoeft nu ook weer niet. De ferry is een soort uitvergrote catamaran. Op de voor ons geboekte tickets staat economy, maar we worden door de sjouwers in de royal class stoelen gedropt. Niemand die er naar kijkt. Alles is chaos en eigenlijk moet je niet proberen er enig systeem in te ontdekken. Geef je er aan over …. dit is Afrika. Oh ja.
De overtocht gaat vlot en in anderhalf uur zijn we op Zanzibar. De ontscheping van de bagage gaat hier nog chaotischer. De trolleys worden met een lier van de boot afgerold. Daarna duwt 3 man op slippers de kar de helling op naar de wal. Eenmaal daar wordt kar voor kar, bagage voor bagage op een soort toonbank gelegd. We grissen onze tassen ertussenuit en lopen via de zijkant naar de uitgang. Pardoes omzeilen we daarmee de douane. Niemand die er naar kraait. De bagage moet door een scanner en wij zelf ook. Met telefoon op zak lopen we door het poortje, er gebeurt niks.
Na een uur rijden komen we aan bij HH, waar een allerhartelijkste Julia ons ontvangt. We zijn haar eerste gasten voor dit seizoen. Het feit dat we met de ferry zijn gekomen deed haar vermoeden dat we niet haar standaard gasten zijn. Nu ze dat zei, we hebben inderdaad maar 4 Europeanen geteld op de boot.
HH ligt pal aan het strand, met zwembad en strand. We houden het hier vast wel uit. De kok heeft een verse tonijn en maakt er wat lekkers van. We blussen het af met een toetje van vanille ijs en de lokale Zanzibar likeur. Poeh, poeh wat lekker. Daar slapen we vast goed op. Om acht uur krijgen we een appje van Patrick of we goed zijn aangekomen. Zijn familie is blij hem weer te zien.
Het vreemdste wat we vandaag hebben gezien? De truck met twee grote trossen bananen aan de zijkant en een geit staand tussen de cabine en de lading in. LVT (leuk voor thuis).
Dag 14 – Zanzibar (1). Een dagje luieren. We doen niks, beetje laat opstaan. Een ochtendwandeling over het brede zandstrand en daarna met een boek onder de parasol.
Het is hier heel rustig en als je om je heen kijkt, kunnen we ons net zo goed op enig ander bounty strand waar dan ook ter wereld bevinden. Het enige verschil is dat je hier een vrouw in niqab te water ziet gaan om wier te verzamelen. Ach, het geloof houdt mensen in deze contreien rustig en onder controle, wij hebben daar weer Corona maatregelen voor uitgevonden.
Twee ‘looky looky, pas chere, pas chere’ Masai spreken ons op het strand aan in het Duits. Jammer, kans verkeken.
Dag 15 – Zanzibar (2). Iedere ochtend zagen we mensen tot 300/400 meter de zee inlopen tot waar de branding begint. Deze morgen dacht Enrico: ‘Daar loop ik ook even heen’. Annelies dacht dat hij even ging zwemmen voor het ontbijt…
Leuk zandbankje… Met alleen een zwembroek, op blote voeten loop ik het water in. Al gauw wenkte een Zanzibari dat ik iets meer naar rechts moest lopen en hij wenkte om hem te volgen. Bij de droog liggende boten was het water inderdaad ondieper en leek je op een verhoogd plateau van zand en gras te lopen. Bij de boten stonden stokken in het water waaraan wier wordt gekweekt. Aha, zo doen ze dat dus. Verder lopend werd de bodem langzaam aan harder en verdween het zand en het gras om plaats te maken voor zee-egels, heel veel zee-egels, zeg maar een mijnenveld van honderd zee-egels waar je constant doorheen moet – 50 per vierkante meter. En er vooral niet op moet trappen. Gelukkig is het water kraakhelder.
Het werd er niet beter op toen de zich inmiddels half tot gids opwerpende metgezel wijzend naar een zee-egel met enorm lange gekleurde stekels zei: ‘This one not good, very dangerous, one week in hospital’ en dat allemaal op de blote voeten. De bodem veranderde in koraal, het meeste afgeplat, maar ook hoger koraal met bloemige uitsteeksels zoals we die van koraal kennen. Soms moest daar omheen worden gelopen met een afstap van een halve meter, mikkend om je voet ergens tussen de zwarte bolletjes te plaatsen en ook vooral niet het evenwicht te verliezen zodat je met je hand er per ongeluk er op terecht komt.
Mijn gids – want daartoe had hij zich inmiddels toe ontpopt, hetgeen de bekende tactiek is – pakte iets dat nog het meeste op een zwarte boudin (worst) leek en kneep erin. De worst plaste aan een kant. ‘SpongeBob, Chinese eat’. Leek niet er smakelijk. Er bleken ook zachte uitgerekte Spongebob varianten te bestaan. Even later pakte hij een zeester ‘ starfish’ op, een prachtig paars exemplaar van 25 cm doorsnede met rode spikkels aan de bovenkant. Wauw, dit was wel bijzonder en ik baalde dat ik geen camera (en waterbestendige zak) had meegenomen (en goede waterschoenen). Verderop was een vrouw bezig om met ijzeren pinnen in het koraal te porren – ‘small octopus’. Opeens vormt zich een lange zwarte sliert van inkt in het water. In haar tas had de vrouw een reeds gevangen octopus die ze eruit haalde. De tentakels zogen zich met zuignappen vast aan mijn onderarm. Niet heel hard, maar als de plastic napjes van zo’n badkamer haakje. We waren nu halverwege en de gids vroeg of we nog verder wilden gaan. Ik wilde nu wel eens weten wat er nog meer was en wat zich precies bij de branding bevindt en wat die mensen daar elke ochtend doen. Per slot was ik al halverwege.
Het parcours werd nu wel moeilijker, de blauwe piste veranderde in de rode en het lopen op het koraal pijnlijker. De gids bood zijn slippers aan, hij was het gewend dat koraal. Lopen op te grote slippers onder water is niet makkelijk, wel op sommige plekken iets geruststellender. De gids haalde nu een nog grotere oranje zeester met een diameter van 40 cm en een dikte van 10 cm uit het water en draaide hem om. De mond van de zeester zit in het midden en eet koraal. Daarna haalde hij zeesterren met dunne zwarte tentakels eruit, alsmede nog een aantal fel gekleurde kleinere zeesterren. De uitstekende koraal planten hadden blauwe en groene kleuren en binnenin zwommen felgekleurde groene Nemo vissen. Ook pakte hij een aantal grote schelpen. Zelf had hij er alleen bij zich – zo’n exemplaar wat ze in de toeristen winkels hier verkopen – ‘For eat’. Ondertussen riep de gids voor de honderdste keer ‘be careful’ bij het zetten van de volgende stap in het mijnenveld. Het geheel voelde aan als het spelen van een game, waarbij de moeilijkheidsgraad met een paar levels omhoog was gegaan. Na een klein uur bereikten we het uitgestrekte koraalrif bij de branding. Vissers waren met netten in de weer om de vissen binnenin een stuk koraal te vangen. Andere waren octopussen aan het vangen of schelpdieren. Heel bijzonder om over zo’n uitgestrekt koraalrif te lopen. Na een 10-tal minuten besloten we om terug te gaan. Het water was inmiddels wassend en ook de wind stak op waardoor er golfjes op het water kwamen en je de bodem minder goed kon zien. Wij waren nu het verst in het water. Als een leerling die de skileraar volgt in de afdaling van de zwarte piste worstelden we ons terug. In je hoofd denk je aan het feit dat de meeste bergbeklimmers in de afdaling verongelukken, meestal door een combinatie van uitputting en gebrek aan concentratie, want je moet heel geconcentreerd blijven. Zo ongeveer bereikten we de zandbank.
En daar begon het bekende onderhandelingsspel. ‘Me hungry, me family, me this is work’ en krijtte hij 200.000 shillings (85 euro) in het zand. Nutteloos om ze uit te leggen dat ze dat een volgende keer anders aan moeten pakken en vooraf een prijs af moeten spreken. Dus uiteindelijk leg je uit ‘Me angry now’ en ‘You did not ask’. En hij dan ‘okay, okay’. We komen uit op 20.000, maar vlak voor de kust maakt ie daar weer 30.000 van. Uiteindelijk krijgt de man van mij 25.000 in z’n handen geduwd, iets van 12 euro. Geen idee of dat redelijk of onredelijk is, maar mijn beste schatting.
Ondertussen is Annelies ongerust geworden en vraagt zich af of ze al zo’n gekleurde paarse doodskist met witte strikken moet bestellen. Ze loopt naar de buren en treft een Pools echtpaar. Die vragen haar of Enrico misschien de zee in is gelopen naar het koraalrif, want dat duurt wel even voordat je heen een weer loopt. Zelf hebben ze het een paar dagen geleden gelopen en de benen liggen nog helemaal open.
Stone Town. Julia regelt voor ons een taxi, een oud medewerker uit het dorp Eliath, hij blijkt een slimme jongen. Hij vraagt van alles en wil het liefste een keer naar de kou om te skiën en ook om seizoenen mee te maken. We adviseren hem om naar Finland te gaan, daar kan hij skiën en met sledehonden rijden en is er maar 3 uur daglicht.
Verder een strandwandeling gemaakt en het dorpje hiernaast doorgelopen. Het was een verzameling armoedige hutten. Een paar kinderen speelden met een fietsband. Een winkeltje waar we een paar lolly’s kochten voor een paar kinderen. Op de een of andere manier lijken de moslims wat minder uitbundig, niet geïnteresseerd in een praatje. Niet veel later lopen we terug.
Morgen vertrekken we en maken we ons op voor een lange nachtvlucht, nadat we eerst met een klein vliegtuigje van Zanzibar naar Dar es Salaam vliegen. We hebben nu weer veel zin om thuis te zijn.
Dag 17 / 18 – We zijn weer thuis. Na een lange dag en nacht zijn we weer goed thuisgekomen. Het was weer mooi, wij hebben genoten en we hopen dat je het leuk vond om dit te lezen.